Iso-waarde
We gaan deze opdracht doen als het buiten zeer zonnig is ISO100.
Diafragma
Zet je camera op de Av of A stand (diafragma voorkeuze) en selecteer het kleinst mogelijke getal (f/3.5 of f/2.8 bijvoorbeeld). Zorg er nu tevens voor dat de afstand tussen jouw en het model klein is, terwijl de afstand tussen het model en de achtergrond juist zo groot mogelijk is. Je onderwerp zal op deze manier zeker los komen te staan van de achtergrond.
Een gemakkelijke manier om een portretfoto een professionele uitstraling te geven is door te werken met een grote diafragma opening (laag diafragmagetal). Een laag diafragmagetal zorgt ervoor dat de scherptediepte in je foto klein is. Hierdoor wordt de achtergrond onscherp, waardoor je onderwerp los komt van de achtergrond. Er is geen betere manier om de aandacht in een foto naar je onderwerp te trekken dan door alleen het onderwerp scherp te maken.
Focus op de ogen
Het allerbelangrijkste bij een portretfoto is dat de ogen scherp zijn. Omdat je vaak werkt met kleine diafragmagetallen (grote opening) is de scherptediepte niet al te groot. Het valt dan snel op wanneer de ogen niet scherp zijn. Bij een portretfoto zijn de ogen doorgaans het belangrijkste punt waar kijkers op focussen.
Wanneer je een lens gebruikt die een hele grote diafragma opening toestaat (denk f/1.4 of f/1.8) dan is de scherptediepte zó klein dat het puntje van de neus scherp kan zijn maar de ogen en wangen al niet meer.
De regel is dan altijd om scherp te stellen op de ogen. Als die scherp zijn, lijkt de rest al vrij snel oké. Anders ontstaat een raar effect. Bij foto's van verderaf (waarbij meer lichaam in beeld is) stel je altijd scherp op het gezicht.
Het beste is om zelf een focuspunt kiezen en niet je camera dit te laten doen. Hiernaast zie je een afbeelding van de autofocus punten zoals je die in veel camera's tegenkomt als je door de zoeker kijkt.
De camera zal standaard op alle punten kijken of zich daar iets bevindt waarop jij als fotograaf mogelijk scherp wilt stellen en zal daar dan automatisch op scherpstellen.
Vaak gaat dit goed en weet de camera goed te bepalen wat nu eigenlijk het onderwerp is van je foto en stelt hij daar op scherp. Maar bij portretfotografie, vooral van dichtbij, moet je dit handmatig doen want anders kunnen 9 van de 10 foto's zo de prullenbak in.
Door op het AF-knopje te drukken en dan aan het wieltje van je camera te draaien kun je een ander punt kiezen waarop de camera moet scherpstellen.
Fotografeer op ooghoogte
Door op ooghoogte met je onderwerp te fotograferen wordt een portret direct veel beter. Dat geldt zeker voor kinderen, maar ook bij volwassen is het niet leuk als je neerkijkt op hun kruin of opkijkt tegen hun kin.
Mocht je model groter zijn dan jij dan kun je op zoek gaan naar een verhoging, maar je kunt de persoon ook vragen om zijn (of haar) benen te spreiden. Dat ziet er raar uit als je ook de benen in beeld hebt, maar bij veel portretten leg je vooral het gezicht en het bovenlijf vast.
Gebruik deze tips als uitgangspunt en wijk af wanneer je daar behoefte aan voelt. Dat levert je waarschijnlijk de beste foto's op.
Leg ook de omgeving vast
Niet alleen de persoon die je op de foto zet is belangrijk, ook de omgeving waar hij of zij zich in bevindt.
Onderwerp uit het midden
Je maakt een portretfoto direct een stuk dynamischer wanneer je je onderwerp niet exact in het midden plaatst. De regel van derden is meestal een prima uitgangspunt; je model juist aan de linker of rechterkant van het beeld. Let dan gelijk om een eventuele kijkrichting; houdt bij de kant waar naar toe gekeken wordt de meeste ruimte vrij.
Het is ook belangrijk om op de hoogte van het gezicht in de foto te letten. Bij de minder ervaren fotografen zie je vaak dat er boven het hoofd van het onderwerp nog veel 'vrije' ruimte is. Hier is doorgaans niks interessant te vinden; het lichaam van je model voegt doorgaans meer toe aan de foto dan de lege lucht er boven. Kader het hoofd dus krap met de bovenkant van je uitsnede.
Zoek zacht licht
Zacht licht is erg aangenaam bij portretfotografie. In zacht licht ziet bijna iedereen er mooi uit; het is vleiend licht. Bij het maken van portretfoto's is het daarom slim om hard licht te voorkomen en op zoek te gaan naar zachter, diffuus licht. Vermijd dus de zon midden op de dag, want die levert harde schaduwen op.
Zacht licht heb je wel 's ochtends vroeg of 's avonds laat bij de zonsopkomst en ondergang. Ook een bewolkte dag zorgt voor zacht licht dat het goed doet bij een portretfoto. Moet je wel een foto maken terwijl er een felle zon schijnt, zoek dan de schaduw op.
Je kunt eventueel hulpmiddelen gebruiken om harde schaduwen te verzachten; zo kun je een reflectiescherm gebruiken om schaduwen zachter te maken door het licht te weerkaatsen. Ook kun je inflitsen; je flitser gebruiken om harde schaduwen weg te flitsen terwijl het zonlicht wel de hoofdbron blijft van het licht.
Voorkom een geheel egale belichting; een portretfoto wordt dan juist weer saai. Je hebt contrastverschillen en overgangen nodig om diepte te krijgen in je portretten.